Vol op de toekomst, vol op de stad

De opgave om binnen tien jaar bijna één miljoen woningen te bouwen stelt ons voor de vraag: wat betekent dit voor de ruimtelijke inrichting van Nederland? Een heldere visie is nodig. Gaan we meer buitenstedelijk bouwen op nieuwe locaties buiten de stad, zoals ooit Leidsche Rijn bij Utrecht of Ypenburg bij Den Haag zijn gebouwd? Of kiezen we vooral voor binnenstedelijk bouwen op vrij te komen plekken binnen steden?

Het bouwen op locaties buiten de stad heeft zeker voordelen. Zo kan relatief snel worden begonnen met bouwen omdat grondposities door ontwikkelaars zijn ingenomen. Het is op het eerste gezicht goedkoper omdat de verwervingsprijzen lager zijn. En de dominante woonwens – een woning met een tuin – is hier eenvoudiger te realiseren. Maar ook voor binnenstedelijk bouwen valt veel te zeggen. Zo leidt het per saldo tot minder ruimtegebruiki. Er wordt minder beslag gelegd op natuur- en landbouwgrond. Ook is er minder infrastructuur nodig, zodat waardevol buitengebied niet doorsneden wordt door wegen.

Bovendien is bouwen binnen de stad klimaatvriendelijker. Het brengt veel minder CO2-uitstoot met zich mee dan bouwen buiten de stad. Zoals gezegd, hoeft er minder infrastructuur aangelegd te worden: de investeringen in infrastructuur zijn maar liefst een factor tien kleiner. Binnenstedelijk wordt bovendien compact gebouwd, waardoor het materiaal- en energieverbruik per bewoner lager is. Ook hebben stadsbewoners gemiddeld minder auto’s in bezit en is het autoverbruik lager.

Daarbij: de stad is de motor van de kenniseconomieii. Een verdere concentratie van huishoudens in en aan de steden is gunstig hiervoor. Bedrijven die in de kenniseconomie actief zijn, vestigen zich graag waar goed opgeleid personeel is en waar opleidingsinstituten zitten. Zo kan kruisbestuiving van ideeën en innovatie ontstaan. Daar profiteert iedereen van. Een mooi voorbeeld van de stad als motor is de groei van ASML in de regio Eindhoven: de aanwezigheid van hoogwaardige werkgelegenheid, een universiteit en hooggeschoold personeel brengt een hoog innovatief milieu met zich mee, met grote productiviteitsgroei. Dit werkt als een enorme magneet voor huishoudens.

Grote impact

De ruimtelijke keuzes die we maken, zijn belangrijk omdat ze lange tijd en op meerdere terreinen doorwerken. Zo heeft de bouw van grote vinex-locaties buiten de stad de positie van naoorlogse wijken verslechterdiii. De hogere en middeninkomens trokken weg, ook de leerkrachten die zo belangrijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. In deze wijken ontstond mede hierdoor een concentratie van huishoudens met problematiek als jeugdcriminaliteit, schooluitval en slechte gezondheid. Er zijn grootschalige en kostbare programma’s nodig om het tij in elk geval gedeeltelijk te keren, zoals het mooie Nationaal Programma Rotterdam Zuid onder leiding van Marco Pastors. Die kosten en moeite kunnen we in de toekomst vermijden door vooral in en rond deze verarmde wijken veel woningen te bouwen voor lagere, midden en hogere inkomens. Daarmee maken we het mogelijk voor mensen in essentiële beroepen als verpleegkundige, onderwijzer, leraar en politieagent om in de stad te blijven wonen. En vergroten we tegelijkertijd de kansen voor alle wijkbewoners, net als het draagvlak voor voorzieningen.

Dat is belangrijk want diversiteit en voorzieningen maken wonen in de stad aantrekkelijk, ook voor de huishoudens die in eerste instantie liever een woning met tuin zouden hebben. Als die woonwens niet realiseerbaar blijkt, passen ze hun voorkeur namelijk vaak snel aan. De locatie en afstand tot werk, sociaal netwerk en voorzieningen spelen dan een belangrijke rol. De vraag naar stedelijk wonen is daarom groot en zichtbaar in de hoge prijsniveaus voor appartementen in veel steden.

Er is ook nog voldoende ruimte om compact te bouwen in steden. De stad verandert voortdurend omdat bijvoorbeeld bedrijven- en haventerreinen verouderen. Rondom stations is vaak veel ruimte. En veel naoorlogse wijken zijn in relatief lage dichtheid gebouwd. Op al deze plekken liggen kansen om woningen toe te voegen; aantrekkelijk groen is aanwezig. Nu al worden er prachtige, compacte woonmilieus in steden gerealiseerd. Neem bijvoorbeeld Little C, volgens architectuurcriticus Bernard Hulsman ‘het wonder van Rotterdam’.

Soms zal het nodig zijn om langs de rand van de stad te bouwen. Dat kan niet overal. Sommige steden worden net zoals Amsterdam omgeven door waardevolle natuur- en recreatiegebieden. Maar waar het wel nodig is en kan, moet er compact, dus in hoge dichtheid, gebouwd worden, waarbij we de natuur en het landschap drager van de wijk maken. Ruim baan voor parkjes, gedeelde tuinen, grachten en vijvers met rondom vier-, vijf-, of zeslaagse gebouwen. Geen wijken met eengezinswoningen, maar compacte, aantrekkelijke woonmilieus aan de randen van steden waar bewoners gebruik kunnen maken van de aanwezige voorzieningen en het openbaar vervoer.

Verder kijken dan tien jaar

Binnenstedelijk bouwen is om nog een reden belangrijk: de snel stijgende zeespiegel. Het is denkbaar dat in de tweede helft van deze eeuw de zeespiegel veel sneller gaat stijgen als gevolg van het smelten van poolijs. Op termijn is onze huidige manier van verdedigen – dijken versterken langs kust, rivieren en waterkeringen bouwen – niet meer toereikend. Volgens deskundigen zoals Deltares is ‘meebewegen’ met de zeespiegelstijging dan een reëel scenario. Dat zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat delen van Nederland onder water komen te staan en dat we dijken bouwen rondom de steden in de Randstad. In dat geval doen we er goed aan ons daar nu al op voor te bereiden door niet in de polders te bouwen, maar zo veel als mogelijk in en aan de steden.

Bouwen buiten de stad lijkt dus de snelle, goedkope optie maar de kosten voor de samenleving (denk aan CO2-uitstoot, beslag op natuur en landbouwgronden, economisch nadeel) worden niet hierin meegenomen. Daarom de oproep aan het nieuw te vormen kabinet: kies voor het versterken van steden.

Hans Bootsma
Directeur projectontwikkeling bij gebiedsontwikkelaar Synchroon


  • i Een recente studie voor de MRA (Decisio en Metafoor, 2023) laat zien dat in hun vergelijk van twee binnenstedelijke locaties met twee buitenstedelijke locaties het ruimtegebruik van binnenstedelijke locaties ca. 50 m2 per woning is en voor uitleglocaties ca. 400 m2. Dit is exclusief de (extra) infrastructuur die naar deze uitleglocaties aangelegd wordt.
  • ii Groei en Krimp (Vermeulen, Teulings, Marlet & De Groot 2016)
  • iii De stad van de toekomst staat al in de steigers (APPM, 2021)